Het Leerplan

Klas 4

In de vierde klas wordt er een begin gemaakt met de zaakvakken zoals biologie en aardrijkskunde. De vierdeklasser staat heel anders in de wereld dan een derdeklasser. Hij staat er niet alleen maar in, maar kijkt er vanuit zijn eigen standpunt ook tegenaan. Een vierdeklasser is gebroken met de wereld. Gevoelens van eenzaamheid en angst kunnen het gevolg zijn, net als een kritischer houding tegenover ouders en leerkrachten. De overgang is te zien in de verandering van de ochtendspreuk. Tot klas vier begint de ochtendspreuk met: "Het liefdelicht der zon". In de vierde klas wordt de dag begonnen met: "Ik zie rond in de wereld.

Vertelstof

In de vierde klas wordt het verhaal van de Edda, Noorse mythologie, verteld. Daarin sterft Baldur, de lichtende godheid. De godenschemering is aangebroken en uiteindelijk gaat Asgaard ten onder en de komst van een nieuwe wereld wordt aangekondigd. Het kind verlaat de wereld met een gouden glans en betreed een nieuwe wereld.

Taal

In de vierde klas is het bewustzijn van ruimte en tijd versterkt aanwezig. De drie tijden heden, verleden en toekomst worden behandeld en daarmee samenhangend de vervoeging van de werkwoorden. Motieven en beelden uit de Edda zijn hierbij een hulp. Verhoogde wakkerheid wordt gewekt door te spreken in stafrijm gecombineerd met beweging. Er wordt gewerkt aan het samenhangend mondeling en schriftelijk weergeven van verhalen.

Rekenen

In de vierde klas komen de breuken de hoek om. Het hele getal valt in delen uit elkaar, net als Asgaard, en kunnen ook weer worden samengevoegd. Dit uiteenvallen en samenvoegen wordt op verschillende wijzen concreet zichtbaar gemaakt. Wetmatigheden worden al doende beleefd. Het cijferend rekenen wordt geoefend met veel aandacht voor een geordende, systematische wijze. Nu de kinderen een sterke verbinding hebben met ruimte en tijd, komt ook het meten en wegen aan bod waarbij het schatten erg belangrijk is. Het hoofdrekenen wordt verder geoefend en uitgebreid.

Geschiedenis en aardrijkskunde

In de vierde klas gaat de heemkunde over in aardrijkskunde, plant- en dierkunde en geschiedenis. De eerste aardrijkskunde- en geschiedenisperiode gaat vooral over de eigen woonomgeving, waarbij de historische ontwikkeling wordt betrokken. Op verschillende manieren worden de windrichtingen geoefend. Ook het tekenen van plattegronden en eenvoudige kaarten wordt geoefend.

In een tweede periode wordt het landschap van Nederland verder verkend, Nederland zoals het is gevormd door het water. Daarnaast wordt ook de bodem bekeken die de mogelijkheden biedt voor een mens om zijn bestaan op te bouwen.

Dierkunde

De dierkunde staat in relatie tot de mens. De dieren in hun gespecialiseerdheid, de mens als wezen dat zich in veel richtingen kan ontwikkelen en deze ontwikkeling zelf kan beïnvloeden.

“Verstandelijk begrip vormt slechts een middel om de dingen te begrijpen. Met het gevoel, met het hart kan men evenzeer begrijpen.”

- Rudolf Steiner