Klas 1
Bewegende klas
De eerste klas is bij ons een bewegende klas. De bewegende klas onderscheid zich van de reguliere vrijeschoolklas door drie aspecten; de flexibele inrichting van de klas, de kring en de rol van de leerkracht in de bewegende klas. De vrijescholen staan erom bekend dat er veel bewogen wordt tijdens het onderwijs, maar in de bewegende klas is bewegen en vanzelfsprekendheid die door het flexibele meubilair (banken en kussens) mogelijk gemaakt wordt. Bewegen is hierin niet alleen een leerondersteunend middel, het helpt kinderen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling, ze ervaren en verleggen grenzen en zijn steeds verbonden met hun omgeving.
Elke ochtend wordt er begonnen met een parcours door de klas, waarmee verschillende motorische vaardigheden geoefend worden. Er wordt een parcours gebouwd voor de kinderen binnenkomen met de banken, kussens, matten en andere materialen die zich in de klas bevinden. Tijdens het parcours kan ook rekenen en taal geoefend worden.
In de bewegende klas ligt er meer nadruk op het werken vanuit de kring dan op frontaal onderwijs. In de klas bevinden zich handzame meubels waardoor het makkelijk is om van opstelling te veranderen van de kring-, naar de rij-, of naar de groepsopstelling; de leerlingen vullen de klas, niet het meubilair. Hierdoor zijn er verschillende vormen van leren eenvoudig in te zetten.
Taal
In de belevingswereld van de eersteklasser passen de prachtige beelden uit de klassieke volkssprookjes die centraal staan in de vertelstof in de eerste klas. In de taalperiodes worden door middel van letterbeelden de letters aangeleerd. Deze letterbeelden worden uit de vertelstof gehaald; zo ontstaat bijvoorbeeld "de koningsletter", de k, of "de slangenletter", de s. Het schrijven is nauw verbonden met het spreken en het luisteren. De motorische vaardigheden die nodig zijn om te kunnen schrijven worden onder andere versterkt door het vormtekenen. Het spreken wordt geoefend door middel van spraakoefeningen, gedichten, versjes en toneelspel.
Rekenen
Voordat met het tellen en rekenen wordt begonnen, wordt er eerst een verbinding met de getallenwereld gemaakt. Wat is eigenlijk één? Eén is misschien wel het grootste getal, want wat is zo bijzonder dat er maar één van is? God, de zon, of IK! Er wordt geteld, geordend en verdeeld met natuurlijke materialen die buiten gevonden worden; eikels, kastanjes. Er wordt geklapt en gestampt met handen en voeten en vanuit het tellen worden ritmisch lopend de getallenreeksen van de eerste tafels van vermenigvuldiging geoefend.
De Romeinse cijfers drukken het beeldkarakter van de getallen heel goed uit en ze sluiten goed aan bij het wezen van het tellen. Deze getallen vormen de brug naar de abstracte, Arabische cijfers die wij gebruiken. Door middel van een verhaal over de plus- en minkabouter leren de kinderen de vier hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen kennen. Steeds vanuit het doen naar de abstractie.
Heemkunde
De heemkunde in de eerste klas legt de basis voor de latere biologie, aardrijkskunde en geschiedenis en bevat tevens elementen van sociale vorming en religie: het integreert deze vakken tot een geheel. In de eerste klas is de heemkunde erop gericht belangstelling te wekken voor de seizoenen, natuur, planten en dieren. Het gaat hierbij om de direct leefomgeving van de kinderen.
“Verstandelijk begrip vormt slechts een middel om de dingen te begrijpen. Met het gevoel, met het hart kan men evenzeer begrijpen.”
- Rudolf Steiner